De Ottomaanse adder wacht
stapt, naar zijn eigen maat-
staven, de grond uit
gelijk de Mongolen die altijd
blij zijn wanneer het dag 2 is,
de Ottomaanse adder wacht
blijft, vanaf z'n sporenloop,
welwillend kijken naar
de dichter die achter
loopt en zingt en zingt, tot
de Ottomaanse adder wacht
op het armenpad zijn langzame
kompaan en je snapt,
de jongen, de kleur en men
loopt er, oor tegen oor
Geen opmerkingen:
Een reactie posten