Het valt al. Het dorp heet ‘We’. We moeten oppassen. Ik heb een lapje gevonden, en een stuk touw. Ik heb het gewassen en opgehangen. Zodra het droog is naai ik de stukken aan de andere lapjes.
De werkelijkheid is geleegd, anderhalve kilo wortelen. Een vloerbedekking van een auto in het modderpad verzonken. Het was te zwaar om uit het pad te trekken. Met mijn Zwitsers zakmes heb ik er twee stukken uit weten te snijden. Het mes is nu bot. Een witte handdoek om de hoek van de basiliek. Onze hond was even tevoren door een vechtersbaas aangevallen, dus we konden er wel een gebruiken. Een reep lood. In ons verblijf heb ik alles in een emmer met heet sop gezet. Hoe kan een berg van iemand zijn. Hoe kan een stuk plat land van iemand zijn. De buren zijn de hele dag thuis. Bruine buiken. Ik doe steeds minder, aan wat ik moet doen. Het schijnt goed te zijn voor mensen zoals ik. Naar schraal toe te gaan in werk en leven. Stans van der Poel doet aan ademhaling. Zij leert mensen hoe dit te doen en wat de baten zijn. Die mensen zijn vooral hardlopers en zieke mensen. Nu probeer ik tijdens het wandelen door de neus in te ademen en uit te ademen en drie seconden niets te doen. En dit heel rustig bovendien. Het lukt behoorlijk. De bonus is dat dit alles is wat er is. Jezelf een dienst bewijzen. Het houden van oude eiken. Een kunstenaar bouwt aan zijn eigen huis. Zie Mark Manders’ Het leven als een gebouw. Wat kan het anders zijn? Mijn hardloopschoenen staan nog net in de laatste zon te drogen, in het meest gunstige geval. Ik heb zin om morgenochtend mijn week record van 5,5 km te verbreken. Via ‘We’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten